De Staatssecretaris van Financiën heeft geantwoord op vragen vanuit de Tweede Kamer inzake het wetsvoorstel tot stilzwijgende goedkeuring van het wijzigingsprotocol bij het belastingverdrag van Nederland met Duitsland.

De Staatssecretaris van Financiën heeft geantwoord op vragen vanuit de Tweede Kamer inzake het wetsvoorstel tot stilzwijgende goedkeuring van het wijzigingsprotocol bij het belastingverdrag van Nederland met Duitsland.

Hij brengt in herinnering dat de aanleiding tot het wijzigingsprotocol de constatering was dat bij een deel van de werknemers dat werkzaam is aan boord van luchtvaartuigen in het internationale verkeer (en die inwoners zijn van Nederland en die in dienst zijn van in Duitsland gevestigde luchtvaartmaatschappijen), als gevolg van het nieuwe verdrag, waarbij uitgegaan wordt van het woonland als heffingsland, aanzienlijke negatieve inkomenseffecten zouden kunnen optreden. Daarom is door Tweede Kamerleden gepleit voor aanpassing van het nieuwe verdrag (dat vanaf 1 januari 2016 van toepassing is) in die zin dat het heffingsland weer het land wordt waar de werkelijke leiding van de luchtvaartonderneming gevestigd is, zoals in het oude belastingverdrag het geval was.

De staatssecretaris deelt mee dat Duitsland zich kan vinden in de door Nederland voorgestelde benadering en positief staat tegenover het wijzigingsprotocol. Het wijzigingsprotocol is gestoeld op het vaste internationale gebruik om werknemers die werkzaam zijn aan boord van schepen of luchtvaartuigen die in het internationale verkeer worden geëxploiteerd, hetzelfde te behandelen.

Hij becijfert dat het in totaal een groep van tussen de 100 en 200 personen betreft en vindt dat er geen sprake is van ‘te veel maatwerk'. Verder merkt hij op dat het hier alleen om de belastingheffing gaat en niet om de premieheffing.

[Nieuwsbron][Nieuwsbron]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Internationaal belastingrecht

Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën

2

Gerelateerde artikelen