X dient op 7 juni 2012 een aanvraag tot het verstrekken van een verklaring omtrent het gedrag in. X is het er niet mee eens dat hij voor de verklaring € 30,05 aan leges moet betalen. Grondslag voor het in rekening gebrachte bedrag is art. 39 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens. X is het niet eens met de legesheffing omdat daarvoor volgens hem het individualiseerbaar belang ontbreekt. Rechtbank Limburg wijst het beroep van X af.
Hof ‘s-Hertogenbosch acht zich niet bevoegd om kennis te nemen van het geschil over de leges voor de verstrekking van een verklaring omtrent het gedrag. Het hof oordeelt dat een vergoeding van kosten als bedoeld in art. 39 Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens niet een ingevolge de belastingwet genomen besluit is omdat de wet noch het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens noch de Regeling leges en afdracht vergoeding afgifte VOG als belastingwet is aan te merken in de zin van art. 1 AWR. De vergoeding van kosten als bedoeld in art. 39 is ook niet aangeduid als een gemeentelijke belasting, zodat art. 231 Gemeentewet in dit geval toepassing mist. Het besluit van de heffingsambtenaar waarbij aan X € 30,05 in rekening is gebracht is niet een voor bezwaar vatbare beschikking als bedoeld in art. 26 AWR. De rechtbank heeft op het beroep van X kennelijk als algemene bestuursrechter uitspraak gedaan. Derhalve kan tegen de beslissing van de rechtbank geen hoger beroep bij de belastingkamer van het hof worden ingesteld. Het Hof verklaart zich onbevoegd en draagt de griffier op het hoger beroepschrift door te zenden aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 26
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingen van lagere overheden
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 17 november