De heer X wordt in september 2007 aangetroffen op de openbare weg in Nederland met een niet-geregistreerde personenauto. Eind 2007 doet een andere persoon bpm-aangifte voor kennelijk dezelfde auto. Volgens deze aangifte is terzake van de registratie € 12.565 aan bpm verschuldigd. Dit bedrag is vervolgens ook door de andere persoon betaald. In geschil is of aan X in 2008 desondanks terecht een bpm-naheffingsaanslag van € 19.280 is opgelegd, alsmede een vergrijpboete van 50% ad € 9.640. Rechtbank Breda en Hof 's-Hertogenbosch stellen de inspecteur in het gelijk. X stelt vergeefs dat er dubbele heffing optreedt. X gaat vervolgens in cassatie.
De Hoge Raad oordeelt dat de wetgever geen dubbele heffing heeft beoogd, zodat slechts kan worden nageheven voor zover meer bpm is verschuldigd dan reeds is betaald. Hierbij wordt wel uitdrukkelijk opgemerkt dat dit geen gevolgen heeft voor de boete, aangezien de belasting op aangifte voldaan had moeten worden vóór de aanvang van het gebruik. Het beroep van X is gegrond. Het verwijzingshof moet onder meer onderzoeken of het op aangifte betaalde bpm-bedrag inderdaad betrekking heeft op dezelfde auto. Volgt verwijzing naar Hof Arnhem.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Hoge Raad