Belanghebbende, X, maakt op 1 mei 2013 bezwaar tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting die op 30 april 2013 is opgelegd. In een beroepsprocedure tegen een andere naheffingsaanslag parkeerbelasting klaagt X erover dat hij nog steeds geen uitspraak heeft ontvangen inzake de naheffingsaanslag van 30 april 2013. De rechtbank behandelt deze klacht uit de andere procedure als een beroep gericht tegen het uitblijven van een uitspraak op bezwaar in de onderhavige procedure. De rechtbank stelt vast dat de heffingsambtenaar al op 30 mei 2013 uitspraak op bezwaar heeft gedaan. Omdat X beweert deze uitspraak niet te hebben ontvangen en de heffingsambtenaar er niet in slaagt om verzending van de uitspraak aannemelijk te maken, acht de rechtbank de termijnoverschrijding door X verschoonbaar.
Hof Den Haag oordeelt dat X zijn beroep tegen het niet (tijdig) beslissen op bezwaar door de gemeente onredelijk laat heeft ingediend. X heeft op 1 mei 2013 bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag parkeerbelasting. Pas op 29 mei 2015 heeft X bij de rechtbank geklaagd over het uitblijven van een uitspraak op bezwaar. Dit is volgens het hof onredelijk laat als bedoeld in art. 6:12 lid 4 Awb. Het hof verklaart het beroep in eerste aanleg alsnog niet-ontvankelijk. Het incidentele hoger beroep van de heffingsambtenaar is gegrond. Aan een inhoudelijke behandeling van het principale hoger beroep van X komt het hof niet toe.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:12