Rechtbank Zeeland-West-Brabant stelt vast dat in de periode van drie jaren voorafgaande aan het tijdstip van de melding(en) van betalingsonmacht sprake is geweest van aan X en Y te wijten kennelijk onbehoorlijk bestuur. Zij zijn dan ook terecht aansprakelijk gesteld.

Naar aanleiding van een boekenonderzoek legt de inspecteur LB-naheffingsaanslagen op aan A bv, dat een uitzendbureau exploiteert. A bv heeft namelijk de op aangiften verschuldigde loonheffingen niet afgedragen. Omdat de naheffingsaanslagen niet worden betaald, stelt de ontvanger belanghebbenden, X en Y, aansprakelijk, omdat zij sinds 2 mei 2011 bestuurders van A bv zijn. X en Y zijn het hier niet mee eens.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant stelt vast dat er sprake is van kennelijk onbehoorlijk bestuur aan de zijde van X en Y. De rechtbank verwijst daarbij naar andere procedures over de aansprakelijkstelling van X en Y voor onbetaald gelaten belastingschulden. Uit deze procedures blijkt dat in de periode van drie jaren voorafgaande aan het tijdstip van de melding(en) van betalingsonmacht sprake is geweest van aan X en Y te wijten kennelijk onbehoorlijk bestuur. Volgens de rechtbank zijn de loonheffingen, die in deze zaak aan de orde zijn, door dat kennelijk onbehoorlijk bestuur onbetaald gebleven, zodat de omstandigheden uit die andere zaken ook voor deze zaak van belang zijn. X en Y zijn dan ook terecht aansprakelijk gesteld. Uiteindelijk vermindert de rechtbank de aansprakelijkstelling nog in verband met undue delay.

Lees ook het thema Bestuurdersaansprakelijkheid: de gevolgen van kennelijk onbehoorlijk bestuur

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Invorderingswet 1990 36

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Invordering

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 9 mei

6

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen