Hof Amsterdam oordeelt dat de beslissing over de vergoeding van het griffierecht door het bestuurorgaan na een ingetrokken beroep niet tot de bevoegdheid van de bestuursrechter behoort.

Belanghebbende, X, gaat in beroep tegen 72 WOZ-beschikkingen. Rechtbank Noord-Holland brengt € 6560 aan griffierecht bij X in rekening (20 groepen van deels gevoegde zaken x € 328). Nadat partijen een compromis hebben gesloten, trekt X haar beroep in en verzoekt zij de rechtbank om een proceskostenvergoeding ex. art. 8:75a Awb. De rechtbank wijst dat verzoek af, maar overweegt wel dat het griffierecht van € 6.560 aan X moet worden vergoed. De heffingsambtenaar stelt in hoger beroep dat hij slechts bereid is om eenmaal € 328 aan griffierecht terug te betalen.

Hof Amsterdam oordeelt dat de beslissing over de vergoeding van het griffierecht door het bestuurorgaan na een ingetrokken beroep niet tot de bevoegdheid van de bestuursrechter behoort. Een belanghebbende kan naleving van de verplichting tot het vergoeden van griffierecht uitsluitend bij de burgerlijke rechter afdwingen (zie onder meer Hof Amsterdam 2 april 2008, nr. 07/00238, ECLI:NL:GHAMS:2008:BD4335). Het hof oordeelt dat de rechtbank zich terecht (enkel) in een tussenoverweging heeft uitgesproken over de hoogte van het te vergoeden griffierecht. Deze overweging is echter niet vatbaar voor hoger beroep, zodat het hoger beroep van de heffingsambtenaar in zoverre niet-ontvankelijk is. Het hoger beroep van de heffingsambtenaar tegen de eindbeslissing van de rechtbank (dat X geen recht heeft op een proceskostenvergoeding) is ook niet-ontvankelijk, namelijk wegens gebrek aan belang.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 8:75a

Algemene wet bestuursrecht 8:41

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hof Amsterdam

Editie: 1 maart

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen