Belanghebbende, X bv, is de moedermaatschappij van een fiscale eenheid voor de VPB. D bv is als 100% dochter onderdeel van deze fiscale eenheid. X bv houdt 50% van de aandelen in E bv. De resterende 50% van die aandelen worden gehouden door F bv. In 2006 verstrekken D bv en F bv ieder ongeveer € 1.400.000 in rekening-courant aan E bv voor de aankoop, ontwikkeling en verkoop van vastgoed. Er is schriftelijk vastgelegd dat de verschuldigde rente gelijk is aan de marktrente en dat E bv op eerste aanvraag zekerheid moet stellen. E bv kreeg eerst ook leningen van de Rabobank. In 2010 is de bank daarmee gestopt. Het eigen vermogen van E bv was eind 2010 € 739.341 negatief. In 2011 wordt onder meer vastgelegd dat E bv op eerste verzoek een recht van hypotheek van zo hoog mogelijke rang aan D bv en F bv zal verstrekken. In geschil is of X bv de vordering op E bv deels in 2010 (€ 208.531) en 2011 (€ 40.210) ten laste van haar winst mag afwaarderen.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat de rekening-courantvordering een lening met een onzakelijk debiteurenrisico is zodat goed koopmansgebruik de afwaardering ten laste van de winst niet toestaat. De inspecteur maakt aannemelijk dat D bv met het verstrekken van de lening een debiteurenrisico heeft gelopen dat een onafhankelijke derde niet zou hebben genomen. Zo is te laat zekerheid gevraagd. Bovendien zou een onafhankelijke derde geen genoegen hebben genomen met een verbintenisrechtelijke zekerheid. D bv heeft er kennelijk genoegen mee genomen omdat zij aandeelhouder was. Het beroep van X bv is slechts gegrond met betrekking tot 2011, aangezien een aantal andere correcties alsnog kunnen vervallen.
Lees ook de thema's De onzakelijke lening en Eigen vermogen versus vreemd vermogen in de vennootschapsbelasting.
Wetsartikelen:
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8
Wet inkomstenbelasting 2001 3.8
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Vennootschapsbelasting
Instantie: Rechtbank Gelderland
Editie: 1 maart