Belanghebbende, X bv, vormt samen met F bv een fiscale eenheid (f.e) voor de VPB. In 2008 doet G bv een bod op twee panden van F bv. X bv en G bv twisten er uiteindelijk over of er sprake is van een definitieve koopovereenkomst of een vrijblijvende aanbieding. Ze komen uiteindelijk overeen dat G bv € 680.000 aan X bv betaalt. Vervolgens wordt de f.e. tussen X bv en F bv per 15 december 2008 ontbonden. X bv stelt dat het bedrag van € 680.000 onder de deelnemingsvrijstelling valt. Rechtbank Arnhem oordeelt dat de wanprestatie door G bv de bron van de bate is en niet (het belang bij) de deelneming zelf. Vervolgens stelt de rechtbank, aan de hand van een analyse van de jurisprudentie van de Hoge Raad, vast dat een vordering wegens verkoop van de aandelen in de vorm van het recht op een eenmalige betaling moet worden aangemerkt als een vermogensbestanddeel dat naar zijn aard zelfstandig tot winsten en verliezen kan leiden. De uit die vordering voortvloeiende waardeveranderingen, waaronder een schadevergoeding wegens wanprestatie, vallen dan volgens de rechtbank niet onder de deelnemingsvrijstelling. Het gelijk is aan de inspecteur.
Hof Arnhem - Leeuwarden oordeelt dat in april 2008 geen koopovereenkomst tot stand is gekomen. Volgens het hof was de verbintenis die X bv en G bv op zich hadden genomen onvoldoende bepaalbaar om de overeenkomst bindend voor beide partijen te kunnen achten. Het hof wijst er hierbij op dat onvoldoende duidelijk is of de aandelen in de bv of de panden zouden worden overgedragen. Volgens het hof is er sprake van een – tot de belastbare winst behorende – schadevergoeding wegens het niet doorgaan van een verkoop. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Lees ook het thema Deelnemingsvrijstelling: Onbelaste inkomsten uit dochtervennootschappen.
Wetsartikelen:
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 13
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Vennootschapsbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 24 mei