Belanghebbende, X, drijft een eenmanszaak. Daarnaast houdt hij de aandelen in D bv. D bv houdt de aandelen in een aantal (klein)dochtervennootschappen. X brengt zijn eenmanszaak in 2009 in G bv in, een vennootschap van D bv. De Rabobank verstrekt diverse kredieten aan X en de vennootschappen, waarvoor X zich hoofdelijk als borg verbindt. De vennootschappen worden in 2010 failliet verklaard, waarna de Rabobank zich op X verhaalt. X waardeert in zijn IB-aangifte een regresvordering uit hoofde van borgstelling van ruim € 1,1 mln af. De inspecteur corrigeert de aangifte. In geschil is of er sprake is van een nagekomen verlies uit de eenmanszaak.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat er geen sprake is van een nagekomen ondernemingsverlies. De rechtbank overweegt daarbij dat met de inbreng in G bv een einde is gekomen aan de eenmanszaak. Verder stelt de rechtbank vast dat de betalingen die X heeft verricht, strekken tot voldoening van leningen die niet uit de eenmanszaak zijn opgekomen. De rechtbank overweegt verder nog dat X niet zakelijk heeft gehandeld, door zich als hoofdelijk schuldenaar te verbinden voor de financieringen van de vennootschappen. Op dat moment was er namelijk al sprake van een aanmerkelijke schuldenlast uit hoofde van de eenmanszaak. Het gelijk is aan de inspecteur.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.25