Hof Den Haag oordeelt in hoger beroep dat het bezwaar te laat ingediend en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat X bv niet in verzuim is geweest.

X bv doet op 17 mei 2010 BPM-aangifte in verband met de registratie in het Nederlandse kentekenregister van een personenauto afkomstig uit een andere EU-lidstaat. Tegen deze voldoening maakt X bv pas op 28 februari 2012 bezwaar. In geschil is of de inspecteur het bezwaar terecht wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk heeft verklaard. Volgens X bv  had de inspecteur op de aangifte en/of op het betaalbericht een rechtsmiddelverwijzing moeten vermelden. Rechtbank Den Haag oordeelt dat de voldoening op aangifte plaats vindt op initiatief van X bv zonder dat de inspecteur hier enige bemoeienis mee heeft. De stelling dat de inspecteur op het aangiftebiljet of op het betaalbericht een rechtsmiddelverwijzing had moeten opnemen, vindt geen steun in het recht. X gaat in hoger beroep. Hof Den Haag oordeelt dat het bezwaar te laat ingediend en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat X bv niet in verzuim is geweest. X bv stelt ook vergeefs dat de nationale wettelijke bepalingen over bezwaar en beroep haar niet mogen worden tegengeworpen indien sprake is van strijd met het EU-recht. Volgens de Hoge Raad (18 februari 2005, nr. 37.690) is een termijn van zes weken in zijn algemeenheid niet onredelijk. Het bezwaar is dus terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep van X bv is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 6:7

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Belastingheffing van motorrijtuigen

Instantie: Hof Den Haag

1

Gerelateerde artikelen