Belanghebbende, X bv, doet BPM-aangifte inzake de registratie van een personenauto. De verschuldigde BPM is voldaan door C bv als beoogd kentekenhouder. Vervolgens maakt X bv bezwaar tegen de voldoening op aangifte. In geschil is of de inspecteur het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Rechtbank Breda stelt de inspecteur in het gelijk. X bv gaat in hoger beroep. Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat X bv niet bevoegd was om bezwaar te maken, aangezien C bv de beoogde kentekenhouder was. C bv is daarom de belastingplichtige op grond van art. 5 Wet BPM 1992. Het maakt niet uit dat het betaalbericht van de inspecteur aan X bv was gericht. X bv heeft voorts geen machtiging van C bv overgelegd. Het hoger beroep van X bv is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 7
Algemene wet inzake rijksbelastingen 26a
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 1 november