Rechtbank Gelderland oordeelt dat X bv aannemelijk maakt dat zij een herinvesteringsvoornemen had en dat dat voornemen onafgebroken aanwezig is geweest. Daarbij is onder andere van belang dat X bv het voornemen in een directiebesluit heeft kenbaar gemaakt.

G bv, de gevoegde dochter van belanghebbende, X bv, realiseert in 2007 een boekwinst van € 700.000 bij de verkoop van een fabriek. De boekwinst wordt ondergebracht in een HIR. Op 30 december 2010 sluit G bv een overeenkomst tot koop van drie appartementen en een woonhuis, die vervolgens op 1 februari 2011 worden geleverd aan X bv. De inspecteur corrigeert de VPB-aangifte 2010, omdat X bv volgens hem niet een voornemen tot herinvestering heeft gehad.

Rechtbank Gelderland oordeelt dat X bv aannemelijk maakt dat zij een herinvesteringsvoornemen had en dat dat voornemen onafgebroken aanwezig is geweest. De rechtbank acht daarbij voldoende dat X bv het voornemen in een directiebesluit van december 2007 heeft kenbaar gemaakt. Verder staat ook vast dat X bv in de VPB-aangiften 2007 - 2009 een HIR heeft gevormd en in stand heeft gelaten, en ook daadwerkelijk is overgegaan tot aanschaf van een bedrijfsmiddel met eenzelfde economische functie. De stelling van de inspecteur dat de aankoop alleen maar heeft plaatsgevonden om nadelige fiscale gevolgen van het vrijvallen van de HIR te voorkomen, ziet volgens de rechtbank op de vraag of er sprake is van fraus legis. Nu de inspecteur deze stelling niet heeft ingenomen, gaat de rechtbank daar verder niet op in. De aanslag wordt verminderd.

Lees ook het thema Herinvesteringsreserve: onbelaste boekwinst voor herinvesteren in nieuwe bedrijfsmiddelen. Kijk ook een video over dit onderwerp op TaxVisions.nl

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8

Wet inkomstenbelasting 2001 3.54

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Vennootschapsbelasting

Instantie: Rechtbank Gelderland

Editie: 6 augustus

5

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen