Advocaat-generaal Wattel concludeert dat Nederland heffingsbevoegd is ten aanzien van de crisisheffing. De crisisheffing is weliswaar ingevoerd ná de inwerkingtreding van het Verdrag, maar is een ‘belasting naar het inkomen’.

Belanghebbende, X bv, is het niet eens met de door haar afgedragen crisisheffing van € 556.029 voor haar enige werknemer, D. D woont in Oostenrijk en is per 1 september 2012 niet meer in dienst van X bv. Volgens X bv is de heffing in strijd met de goede trouw tussen Nederland en Oostenrijk. X bv gaat in cassatie.

Advocaat-generaal Wattel concludeert dat Nederland heffingsbevoegd is ten aanzien van de crisisheffing. De A-G overweegt daarbij dat de crisisheffing weliswaar is ingevoerd ná de inwerkingtreding van het Verdrag, maar stelt vast dat de crisisheffing een loonsomheffing is en dat deze is aan te merken als een ‘belasting naar het inkomen’. Dat Nederland Oostenrijk niet op de hoogte heeft gesteld van de crisisheffing, acht de A-G niet van belang. De A-G adviseert de Hoge Raad om het cassatieberoep ongegrond te verklaren.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de loonbelasting 1964 32bd

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Oostenrijk tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen 17

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Loonbelasting, Internationaal belastingrecht

Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)

Editie: 6 augustus

13

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen