Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de redelijke termijn voor de bezwaar- en beroepsfase en hoger beroepsfase samen niet is overschreden. X heeft geen recht op vergoeding van immateriële schade.

Aan belanghebbende, X, is over 2006 € 3668 aan voorlopige teruggaven uitbetaald. Ze heeft echter recht op uitbetaling van slechts € 979 aan heffingskortingen. Op de definitieve IB-aanslag moet X daarom, inclusief heffingsrente en boete, € 3213 betalen. De door A, de echtgenoot van X, verschuldigde IB over 2006 bedraagt € 979. X vindt dat ze te veel belasting moet betalen. Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat X slechts recht heeft op uitbetaling van heffingskortingen tot maximaal het bedrag dat A aan IB/PVV is verschuldigd. Aangezien A over 2006 € 979 aan IB/PVV is verschuldigd, is de aanslag juist. Verder heropent het hof het onderzoek om uitspraak te doen op het verzoek van X om vergoeding van de immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn.

Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de redelijke termijn voor de bezwaar- en beroepsfase en hoger beroepsfase samen niet is overschreden. Het hof stelt daarbij vast dat de behandeling van de onderhavige zaak ruim 47 maanden heeft geduurd, maar minder dan 48 maanden. Volgens het hof is de termijn namelijk beginnen te lopen bij ontvangst van het bezwaarschrift op 9 november 2009 en geëindigd op 7 oktober 2013, met de uitspraak van het hof. X heeft dan geen recht op vergoeding van immateriële schade.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 8:73

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hof 's-Hertogenbosch

Editie: 12 juni

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen