X is eigenaar van een object dat bestaat uit twee kadastrale percelen, een watertoren, een reinwaterkelder, een vrijstaande woning en een garage. De watertoren en de reinwaterkelder zijn buiten gebruik gesteld. In geschil is de WOZ-beschikking 2013 van het object waarbij de WOZ-waarde is vastgesteld op € 441.000.
Hof Den Haag (MK I, 14 januari 2015, BK-14/00343, V-N Vandaag 2015/134) overweegt ambtshalve dat de watertoren en de woning voor de toepassing van de Wet WOZ als twee onroerende zaken beschouwd moeten worden. Beide onderdelen kunnen geen samenstel vormen als bedoeld in art. 16 onderdeel e Wet WOZ omdat ze volgens het hof naar de omstandigheden beoordeeld niet bij elkaar horen. Dit omdat de watertoren een eigenstandige positie inneemt binnen het object: het is veel ouder dan de woning en de garage en heeft van meet af aan een andere bestemming gehad en een andere feitelijke functie dan de woning. Het hof leidt uit de beschikking en de aanslag af dat de onroerende zaak, waarvan de heffingsambtenaar de waarde heeft bepaald, de woning en niet de watertoren is. Omdat de heffingsambtenaar aan de watertoren geen waarde heeft toegekend, leidt eliminatie van de watertoren uit de WOZ-beschikking niet tot een waardeverlaging. Aangezien het hof van oordeel is dat de woning te hoog gewaardeerd is, stelt hij de WOZ-waarde schattenderwijs vast op € 400.000. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen (art. 80a Wet RO).
Lees ook het thema over de WOZ.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 17
Wet waardering onroerende zaken 16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Waardering onroerende zaken
Instantie: Hoge Raad
Editie: 12 juni