Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X btw-ondernemer is. Volgens het hof maakt de inspecteur namelijk aannemelijk dat X zelfstandig economische activiteiten verricht.

A werkt in dienstbetrekking bij verzekeringskantoor A. Uit een strafrechtelijk onderzoek blijkt dat hij duizenden IB-aangiften heeft ingediend. In zijn IB-aangiften heeft hij de inkomsten die hij voor deze werkzaamheden heeft ontvangen, niet verantwoord, en tevens heeft X geen OB-aangiften ingediend. De inspecteur is van mening dat X OB-ondernemer is, en legt een OB-naheffingsaanslag op aan X voor de jaren 2008 - 2012. De inspecteur gaat daarbij uit van circa 1500 aangiften per jaar, en een vergoeding van € 46 per aangifte. X stelt echter dat hij in totaal 5777 aangiften heeft ingediend, en dat de vergoeding slechts € 35 per aangifte bedroeg. Verder stelt X dat hij voor een groot deel van de aangiften geen vergoeding heeft ontvangen. Rechtbank Gelderland oordeelt dat de inspecteur X terecht als OB-ondernemer heeft aangemerkt. Volgens de rechtbank staat namelijk vast dat X in de jaren 2008 - 2012 een groot aantal IB-aangiften voor derden heeft ingevuld en naar de Belastingdienst heeft verzonden. Volgens de rechtbank heeft de inspecteur de naheffingsaanslag echter tot een te hoog bedrag vastgesteld, omdat de door de inspecteur geschatte vergoeding te hoog is. De rechtbank volgt vervolgens de berekening van X (5777 aangiften x € 35), en vermindert de naheffingsaanslag.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X btw-ondernemer is. Volgens het hof maakt de inspecteur namelijk aannemelijk dat X, door het invullen van aangiften voor derden tegen een vergoeding, buiten zijn dienstbetrekking bij A om, zelfstandig economische activiteiten verricht. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 7

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

Editie: 6 februari

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen