X bv, een uitzendbureau, heeft met name laaggeschoolde Poolse uitzendkrachten in dienst. De Polen werken met name in de tuinbouw en de bloemenhandel. Bepaalde uitzendkrachten moeten deelnemen aan een door X bv aangeboden scholingstraject. In verband hiermee claimt X bv de afdrachtvermindering onderwijs. De inspecteur is echter van mening dat niet aan de voorwaarden voor de afdrachtvermindering wordt voldaan. In hoger beroep stelt X bv dat er sprake is van strijd met het gelijkheidsbeginsel, en wijst daarbij op vijf geanonimiseerde rapporten waaruit volgens haar blijkt dat de inspecteur begunstigend beleid voert. Hof Den Haag oordeelt dat X bv geen recht heeft op afdrachtvermindering onderwijs voor haar Poolse uitzendkrachten. X bv maakt namelijk niet aannemelijk dat de werknemers de beroepspraktijkvorming hebben gevolgd. Ook verwerpt het hof de stelling van X bv dat er sprake is van begunstigend beleid. Volgens het hof kan niet worden geconcludeerd dat er sprake is van een wel gevoerd, maar niet gepubliceerd, begunstigend beleid. X bv gaat in cassatie.
De Hoge Raad oordeelt dat het hof zijn oordeel onvoldoende heeft gemotiveerd. De Hoge Raad wijst er daarbij op dat het op de weg van de inspecteur ligt, nu hij ontkent dat er sprake is van niet gepubliceerd begunstigend beleid, om de ongelijke behandeling te verklaren. Verder moet hij ook aannemelijk maken dat de ongelijke behandeling niet voortvloeit uit een door hem gevoerd, of op een hoger niveau gecoördineerd, begunstigend beleid. De Hoge Raad verwijst de zaak naar Hof Amsterdam.
Wetsartikelen:
Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen 14
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Loonbelasting
Instantie: Hoge Raad
Editie: 25 september