X is in 1995 failliet verklaard. Het faillissement houdt mede verband met de onderneming van X en is op 5 april 2002 geëindigd door het in kracht van gewijsde gaan van het op 27 april 2002 gehomologeerde akkoord. Op grond van het akkoord betaalt X van zijn privérekening ruim € 8000 en gaat hij een lening van ruim € 20.000 aan, om zijn schuldeisers te betalen. In zijn IB-aangifte 2009 voert X ruim € 37.000 op aan te verrekenen verliezen (beide hiervoor genoemde bedragen inclusief de rente over de lening). De inspecteur stelt dat er geen te verreken verlies bestaat, aangezien voor het jaar 2002 en de jaren daarna geen verliesvaststellingsbeschikking is genomen.
Hof Amsterdam oordeelt dat de inspecteur geen rekening hoeft te houden met verliezen uit eerdere jaren. Het hof overweegt daarbij dat er alleen een verlies kan worden verrekend als een daartoe strekkende voor bezwaar vatbare beschikking is vastgesteld, en dat een dergelijke beschikking voor de jaren 2002-2008 niet is vastgesteld. Hierbij is volgens het hof niet van belang dat bij X de kennis ontbrak om een dergelijke beschikking aan te vragen. Verder is het hof van mening dat de rente op de lening niet is aan te merken als nagekomen ondernemingskosten. Volgens het hof behoort de lening namelijk, na de staking van de onderneming door X, tot zijn privévermogen. Het gelijk is aan de inspecteur.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.151
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hof Amsterdam
Editie: 24 september