Nieuwsbericht Ministerie van Financiën van 22 september 2014
De Staatssecretaris van Financiën heeft op 22 september het wetsvoorstel van de Wet invoering Beschikking geen loonheffingen naar de Tweede Kamer gestuurd. Met dit wetsvoorstel wordt beoogd de verantwoordelijkheden van de opdrachtnemer en de opdrachtgever bij het beoordelen van hun arbeidsrelatie beter in balans te brengen. Opdrachtgevers en zzp'ers worden dan beiden verantwoordelijk voor de beoordeling of hun arbeidsrelatie moet leiden tot afdracht van loonbelasting en premies. Met deze wet wordt de Beschikking geen loonheffing (BGL) ingevoerd. De BGL dient ter vervanging van de Verklaring Arbeidsrelatie (VAR). Bij de VAR vraagt een zzp'er vooraf een oordeel van de Belastingdienst of zijn inkomen wel of niet wordt beschouwd als loon. Indien de opdrachtnemer in het bezit is van een VAR-wuo of een VAR-dga, wordt de opdrachtgever gevrijwaard van de verplichting om loonbelasting en premie volksverzekeringen op de vergoeding in te houden en premies werknemersverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet over de vergoeding te betalen. Verder kan door die vrijwaring de Belastingdienst niet handhaven bij de opdrachtgever in het geval er sprake is van een onjuiste VAR. Dat kan hij alleen bij de zzp'er. Met de nieuwe wet wordt deze handhavingsbeperking weggenomen.
De BGL vervangt de vier verschillende VAR's die er op dit moment bestaan. Bij de aanvraag van een BGL beantwoordt een zzp'er via een webmodule een aantal vragen. De webmodule biedt een oordeel over de inhoudingsplicht aan de hand van vragen die gebaseerd zijn op de jurisprudentie. Direct na het invullen van de vragenlijst wordt duidelijk of de aanvraag wordt gehonoreerd. De opdrachtgever moet vervolgens, na controle, beslissen of de BGL daadwerkelijk wordt aangevraagd. Zo wordt de opdrachtgever medeverantwoordelijk voor de kwalificatie van de te verrichten werkzaamheden en de afgifte van de beschikking.
Het wetsvoorstel voorziet in overgangsrecht. In de eerste plaats wordt het mogelijk gemaakt om de BGL alvast af te geven als de wet in het Staatsblad is gepubliceerd maar nog niet in werking is getreden. In de tweede plaats wordt de geldigheidsduur van de VAR die betrekking heeft op het kalenderjaar 2014 verlengd. Omdat de wet op een nader te bepalen tijdstip in werking treedt, kunnen in het kalenderjaar 2015 zowel de VAR als de BGL een gedeelte van het jaar geldig zijn.