Belanghebbende, X bv, is opgericht in mei 2006 door de heer B, die dan tevens alle aandelen houdt in A Holding bv. B is als belastingadviseur btw-ondernemer. Medio 2006 brengt B zijn aandelen A Holding bv in X bv in. B is bestuurder/beleidsbepaler van beide bv's. B heeft een arbeidsovereenkomst met A Holding bv en ontvangt in dat kader een managementfee. X bv houdt alle aandelen in C bv, die deelneemt in diverse vastgoed-bv's. A Holding bv heeft een belang in D bv, die een belastingadviespraktijk drijft. In geschil is of X bv eind 2011 met A Holding bv een fiscale eenheid voor de omzetbelasting vormt. Rechtbank Den Haag stelt X bv in het ongelijk. X bv gaat in hoger beroep. Hof Den Haag oordeelt dat X bv een functie vervult die direct te maken heeft met het verrichten van economische activiteiten door B. X bv handelt dus niet binnen het kader van beleggingsdoelstellingen. Het houden door X bv van aandelen staat in het teken van zeggenschap en het dragen van verantwoordelijkheid binnen de door B gekozen bedrijfsstructuur. X bv komt dus in aanmerking voor het vormen van de gevraagde fiscale eenheid, zo al niet met een rechtstreeks beroep op de holdingresolutie, dan in elk geval met een beroep op het gelijkheidsbeginsel. Het beroep van X bv is gegrond.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 7