Rechtbank Gelderland oordeelt dat het kantoorpand één geheel is zodat de ingebruikneming van het eerste - niet zelfstandige - deel in 2004 tot een integratieheffing van 100% van de voortbrengingskosten van het hele pand had moeten leiden.

X bv laat vanaf 2003 op eigen grond een groot kantoorpand bouwen. De voorbelasting heeft X bv volledig afgetrokken. 41% van het pand wordt vanaf 1 april 2004 zonder btw-heffing verhuurd. In 2006 wordt bij een boekenonderzoek ontdekt dat X bv geen btw heeft afgedragen ter zake van de integratielevering (art. 3-1-h Wet OB 1968). Over 2004 is daarom reeds bij X bv nageheven over 41% van de voortbrengingskosten van het pand. Thans is in geschil of terecht wordt nageheven over andere jaren. Later zijn namelijk meer delen van het pand ook zonder btw verhuurd. X bv stelt dat het pand maar op één moment in gebruik kan worden genomen en dat de inspecteur over 2004 dus voor 100% had moeten naheffen. Rechtbank Gelderland oordeelt dat het pand één geheel is zodat de ingebruikneming van het eerste - niet zelfstandige - deel in 2004 tot een integratieheffing van 100% van de voortbrengingskosten van het hele pand had moeten leiden. Het feit dat de inspecteur destijds vanwege de slechte financiële situatie van X bv uit coulance slechts 41% in de heffing heeft betrokken, moet voor zijn risico en rekening blijven. De inspecteur maakt ook niet aannemelijk dat een afspraak met X bv was gemaakt over mogelijk aanvullende heffingen. Het beroep van X bv is gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 3

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Omzetbelasting

Instantie: Rechtbank Gelderland

Editie: 24 september

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen