Rechtbank 's-Gravenhage concludeert dat de inspecteur belanghebbende had moeten horen

Belanghebbende (X) heeft de aan haar uitgereikte Vpb-aangifte te laat ingediend. De inspecteur legt de aanslag conform de aangifte op. Tevens legt hij een verzuimboete van € 2.460 op aan belanghebbende wegens het niet dan wel niet tijdig indienen van de aangifte. De inspecteur passeert vervolgens belanghebbendes hoorverzoek, omdat het bezwaar volgens hem kennelijk ongegrond is.

Rechtbank 's-Gravenhage concludeert dat de inspecteur belanghebbende had moeten horen. Volgens de rechtbank is het bezwaar namelijk niet kennelijk ongegrond. De rechtbank wijst er hierbij op dat – door het opleggen van de boete – strafvervolging is ingesteld. De eerbiediging van de rechten van de verdediging worden immers gegarandeerd. Belanghebbende heeft er dan ook recht op dat de inspecteur haar bezwaren zorgvuldig behandelt. Aangezien belanghebbende in de bezwaarfase heeft gesteld dat zij het beboetbare feit niet heeft begaan, had de inspecteur belanghebbende in staat moeten stellen om haar standpunt in een hoorgesprek toe te lichten. De rechtbank draagt de inspecteur op om opnieuw uitspraak op bezwaar te doen.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Vennootschapsbelasting

Instantie: Rechtbank 's-Gravenhage

2

Gerelateerde artikelen