Hof Den Haag oordeelt dat X een voordeel van € 1,9 mln. geniet dat is belast als resultaat uit overige werkzaamheden. X heeft namelijk in het economische verkeer met haar kennis van de vastgoedmarkt werkzaamheden verricht, waarbij een voordeel is beoogd dat ook redelijkerwijs was te verwachten. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

X houdt de aandelen in A nv. A nv bezit een perceel grond, waarop een voorkeursrecht op grond van de Wet Voorkeursrecht Gemeenten zou worden gevestigd. In 2010 biedt de gemeente Oegstgeest € 487.300 voor het perceel. A nv acht dit een ‘schandelijk’ voorstel. In 2011 koopt X het perceel voor € 500.000 van A nv. Na enkele transacties, waarbij onder andere een optie aan X wordt verleend, wordt het perceel in 2015 voor € 3 mln. verkocht aan de Provincie Zuid-Holland. Op grond van de gesloten overeenkomsten ontvangt X een schadeloosstelling van € 1,9 mln. De inspecteur merkt dit aan als resultaat uit overige werkzaamheden. X is het hiermee niet eens. Rechtbank Den Haag oordeelt dat de inspecteur terecht een correctie van € 1,9 mln. heeft doorgevoerd in verband met de vastgoedtransactie. X beschikte namelijk over een vastgoedportefeuille en heeft zich diverse malen als projectontwikkelaar in het economische verkeer gepresenteerd. Verder hield zij zich ook bedrijfsmatig bezig met de exploitatie van onroerende zaken.

Hof Den Haag (V-N 2023/34.1.1) oordeelt dat X een voordeel geniet van € 1,9 mln. in verband met de vastgoedtransactie en dit voordeel terecht is belast als resultaat uit overige werkzaamheden. X neemt namelijk deel aan het economische verkeer en heeft met haar ervaring, deskundigheid en kennis van de vastgoedmarkt werkzaamheden verricht, waarbij een voordeel is beoogd dat ook redelijkerwijs was te verwachten. De inspecteur maakt aannemelijk dat X beschikt over deskundigheid, ervaring en relaties op het gebied van de vastgoedmarkt en in privé beschikte over een vastgoedportefeuille. Daarnaast was zij ook bestuurder van vastgoedvennootschappen en heeft zij zich actief bemoeit met de ontwikkeling van het perceel als bouwlocatie. De aanslag blijft in stand. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

Lees ook het thema Vastgoedexploitatie in de inkomstenbelasting.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.90

Instantie: Hoge Raad

Rubriek: Inkomstenbelasting

Editie: 25 september

Informatiesoort: VN Vandaag

1010

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen