Hof Amsterdam oordeelt dat de boerderij en de recreatiewoning twee afzonderlijke WOZ-objecten zijn, omdat er sprake is van twee gebouwde eigendommen. De samentelbepaling kan niet worden toegepast, omdat beide onroerende zaken verschillende gebruikers hebben. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk, omdat het duidelijk niet kan slagen (art. 80a lid 1 Wet RO).

X is eigenaar van een stuk grond met daarop onder meer een boerderij en een recreatiewoning. In geschil is of de gemeente beide opstallen heeft afgebakend als afzonderlijke WOZ-objecten.

Hof Amsterdam (V-N 2023/22.1.5) oordeelt dat de boerderij en de recreatiewoning twee afzonderlijke WOZ-objecten zijn, omdat er sprake is van twee gebouwde eigendommen. De samentelbepaling van art. 16 onderdeel d Wet WOZ kan niet worden toegepast, omdat beide onroerende zaken verschillende gebruikers hebben. De boerderij wordt immers gebruikt door X en de recreatiewoning door de dochter van X en haar echtgenoot. De mantelzorg die de dochter verleent aan X, maakt niet dat het gebruik van de recreatiewoning kan worden toegerekend aan X als gebruiker van de boerderij. De uitlatingen van de Waarderingskamer over de objectafbakening van mantelzorgwoningen is slechts informatief van aard en kan de wettelijke bepalingen niet opzij zetten. Overigens heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat niet is voldaan aan een in de Waarderingsinstructie van de Waarderingskamer opgenomen voorwaarde, omdat in casu geen verplichting tot verwijdering van de recreatiewoning bestaat bij beëindiging van de zorg of verkoop van de boerderij. Het hof verklaart X' hoger beroep ongegrond. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk, omdat het duidelijk niet kan slagen (art. 80a lid 1 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet waardering onroerende zaken 16

Instantie: Hoge Raad

Rubriek: Waardering onroerende zaken

Editie: 13 maart

Informatiesoort: VN Vandaag

198

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen