Hof Amsterdam oordeelt dat zich bij X door de vermogensrendementsheffing geen individuele en buitensporige last voordoet. X geniet een (netto-)inkomen waarmee hij ruim boven de armoedegrens blijft. Verder beschikt hij over een vermogen van ruim € 400.000.

X is het niet eens met de vermogensrendementsheffing over zijn box 3-vermogen. Volgens hem is de vermogensrendementsheffing in strijd met art. 1 EP EVRM. Verder is hij van mening dat de belastingheffing een ‘buitensporige zware last’ vormt. De inspecteur splitst het bezwaar van X daarop in een bezwaar dat via een massaalbezwaarprocedure wordt afgewikkeld (strijd met art. 1 EP EVRM) en een bezwaar dat hij zelf afdoet (buitensporige zware last). De inspecteur verklaart het bezwaar over de buitensporige zware last vervolgens ongegrond.

Hof Amsterdam oordeelt dat zich bij X door de vermogensrendementsheffing geen individuele en buitensporige last voordoet. Daarbij is onder andere van belang dat X in 2017 een (netto-)inkomen heeft waarmee hij ruim boven de armoedegrens blijft. Verder is van belang dat hij beschikt over een bedrag aan spaartegoeden van € 412.038. De daarover verschuldigde vermogensrendementsheffing is dan relatief laag. Verder stelt het hof nog vast dat de inspecteur het bezwaar terecht heeft gesplitst en uitspraak kon doen zonder de uitkomst van de massaalbezwaarprocedure af te wachten.

Lees ook het thema Box 3

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 5.2

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hof Amsterdam

Editie: 2 oktober

8

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen