Belanghebbende, de heer X, is vanaf december 2009 houder van een auto. Sinds 16 februari 2009 was de auto ingeschreven in het kentekenregister. Ter zake daarvan was door een ander € 62.099 aan BPM betaald. De auto was destijds bestemd voor duurzaam gebruik in Nederland. Op 8 maart 2013 is de inschrijving in het kentekenregister beëindigd wegens uitvoer naar een andere lidstaat van de EU of een ander land dat deel uitmaakt van de Europese Economische Ruimte. In geschil is of X terecht een BPM-teruggaaf van € 20.340 heeft gekregen.
Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant stelt X vergeefs dat de teruggaaf moet worden berekend op basis van de respectievelijke afschrijvingstabellen die in eerdere jaren golden. Er hoeft ook geen rente vergoed te worden, ondanks dat in 2009 de volledige BPM is 'voorgeschoten'.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat geen sprake is van teruggaaf van ten onrechte geheven BPM bij invoer. De BPM is in 2009 namelijk terecht geheven. De standpunten van X zijn gebaseerd op jurisprudentie over buitenlandse huurauto's en daarvan is hier geen sprake. De teruggaaf moet worden berekend op basis van de afschrijvingstabel die geldt op de datum waarop de auto is uitgevoerd. X heeft geen recht op vergoeding van rente, omdat de teruggaaf is vastgesteld binnen acht weken na ontvangst van het verzoek. X gaat in cassatie.
De Hoge Raad oordeelt dat noch het VWEU noch het Europeesrechtelijke evenredigheidsbeginsel tot een (wettelijke) regeling noopt die voorziet in een BPM-teruggaaf als een personenauto na verloop van tijd niet meer is bestemd voor duurzaam gebruik in Nederland en voor duurzaam gebruik wordt overgebracht naar een andere lidstaat (zie HR 14 februari 2014, nr. 12/05759, V-N 2014/10.18). De werkingssfeer van art. 110 VWEU en art. 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM strekt zich namelijk niet uit tot gevallen waarin wegens de uitvoer van goederen uit een lidstaat naar een andere lidstaat een (gedeeltelijke) teruggaaf plaatsvindt van een eerder door eerstgenoemde lidstaat rechtmatig geheven binnenlandse belasting. Als een in Nederland geregistreerde auto voor een periode van vier jaar of minder wordt gebruikt, is de in de waarde van de auto begrepen ‘rest-BPM' dus niet onverschuldigd betaald. Het EU-recht noopt bij (gedeeltelijke) teruggave van niet-onverschuldigd betaalde BPM wegens uitvoer voorts niet tot een ruimere rentevergoeding (vgl. HR 19 december 2014, nr. 13/06055, V-N 2015/2.9). Het beroep van X is ook voor het overige ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
Wetsartikelen:
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie 110
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 14a
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Europees belastingrecht, Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Hoge Raad
Editie: 2 mei