X is in dienstbetrekking bij het Europese Octrooi Bureau te Rijswijk. X heeft de Nederlandse nationaliteit en woonde in het jaar 2010 in Nederland. Het uit deze dienstbetrekking door X ontvangen salaris is vrijgesteld van inkomstenbelasting op grond van de Zetelovereenkomst Europees Octrooibureau. De inspecteur wijkt bij het opleggen van de aanslag ib/pvv over het jaar 2010 af van de door X ingediende aangifte. Het belastbaar inkomen uit werk en woning wordt op nihil gesteld maar het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen op € 27 779. X komt in beroep. In geschil of de belastingheffing over het inkomen uit sparen en beleggen van X tot een ongeoorloofde ongelijke behandeling leidt tussen X, en anderzijds medewerkers die niet de Nederlandse nationaliteit hebben, maar die reeds tien jaar in Nederland werkzaam zijn en geen box 3 heffing hoeven te betalen.
Volgens Rechtbank Den Haag is er geen sprake van ongelijke behandeling van gelijke gevallen. De rechtbank verwijst naar het arrest van de Hoge Raad van 9 januari 2015, nr. 2013/05597 (V-N 2015/4.4). Het standpunt van X – dat hij ongelijk wordt behandeld ten opzichte van zijn collega's met dezelfde rang zonder de Nederlandse nationaliteit die langer dan tien jaar bij het EOB in Nederland werken, maar niet duurzaam in Nederland verblijven volgens de Minister van Buitenlandse Zaken – volgt de rechtbank niet. Het beroep van X is ongegrond.
Lees ook het thema Box 3.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 5.3
Wet inkomstenbelasting 2001 5.1
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 2 mei