Belanghebbende, X, is het niet eens met een informatiebeschikking die de inspecteur hem heeft opgelegd met betrekking tot een nog op te leggen aanslag IB/PVV 2009. De inspecteur heeft deze beschikking opgelegd nadat X niet adequaat antwoordde op vragen over een bankrekening bij KB-Lux. De inspecteur verwijst naar een uitspraak van Hof Amsterdam, die het aannemelijk achtte dat X rekeninghouder was bij KB-Lux. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de verwijzing van de inspecteur naar de uitspraak van Hof Amsterdam onvoldoende is. In deze uitspraak achtte het hof het - onder verwijzing naar een uitspraak van de strafrechter - aannemelijk dat X rekeninghouder was bij KB-Lux. X wijst er echter op dat dat vonnis van de strafrechter in hoger beroep is vernietigd wegens gebrek aan bewijs. Het hof oordeelt dat de inspecteur niet aannemelijk maakt dat X een rekening bij KB-Lux heeft aangehouden.
De Hoge Raad acht het oordeel van Hof Arnhem-Leeuwarden, dat de inspecteur niet aannemelijk maakt dat X een rekening bij KB-Lux heeft aangehouden, onbegrijpelijk. Het hof heeft aan zijn oordeel ten grondslag gelegd dat de inspecteur ten aanzien van de identificatie van X als rekeninghouder bij KB-Lux zich enkel heeft beroepen op niet-onderbouwde stellingen dienaangaande. Deze overwegingen zijn onbegrijpelijk in het licht van de processtukken, waaruit blijkt dat de inspecteur tevens heeft verwezen naar een vonnis van de voorzieningenrechter van Rechtbank Gelderland, die aannemelijk achtte dat X op 31 januari 1994 over de buitenlandse bankrekening beschikte. De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep van de staatssecretaris gegrond en verwijst de zaak naar Hof 's-Hertogenbosch ter verdere behandeling en beslissing van de zaak.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 52a