De Hoge Raad oordeelt dat het belastbare feit voor de zuiveringsheffing zich niet voordoet bij stoffen die uit het gemeenteriool worden verwijderd voordat zij het zuiveringstechnische werk hebben kunnen bereiken.

Belanghebbende, X, beschikt over een aantal tanks voor de opslag van mestvloeistof. Op 18 december 2009 lekt er door een scheur van een tank een aanzienlijke hoeveelheid mestvloeistof in de riolering van de gemeente Kampen. Een deel van deze vloeistof wordt door X weggepompt uit het ‘dode deel' van de riolering. Dit weggepompte volume wordt door X afgevoerd met tankauto's en heeft de rioolwaterzuiveringsinstallatie niet bereikt. X betoogt dat de zuiveringsheffing niet mag worden berekend over het gedeelte van de in het riool weggelopen mestvloeistof dat door hem nadien uit het riool is weggepompt, zodat dit niet door en op kosten van het Waterschap gezuiverd is. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat moet worden geheven ter zake van alle meststof die in het gemeenteriool is terechtgekomen.

De Hoge Raad oordeelt dat het belastbare feit voor de zuiveringsheffing zich niet voordoet bij stoffen die uit het gemeenteriool worden verwijderd voordat zij het zuiveringstechnische werk hebben kunnen bereiken. Deze uitleg vindt steun in de verordening maar ook in doel en strekking van de heffing (geen heffing zonder dat kosten worden gemaakt). De bewijslast voor de omvang van het verwijderde deel ligt bij X. De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep van X gegrond en verwijst de zaak naar Hof 's-Hertogenbosch voor een onderzoek naar de vraag in welke mate de meststof de RWZI niet heeft bereikt.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Waterschapswet 122c t/m 122f

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

Instantie: Hoge Raad

Editie: 2 mei

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen