In 2016 sluit X een overeenkomst met A bv in verband met de deelname aan een tv-programma (adventure reality). Aan het programma doen twee teams mee die moeten overleven in de natuur. Het winnende team kan maximaal € 100.000 verdelen. X zit in het winnende team en ontvangt daarvoor € 26.666. Ook geniet elke deelnemer een eenmalige vergoeding van € 1250. A bv houdt € 12.180 aan loonheffing in op het bedrag van € 27.916. X is van mening dat de loonheffing ten onrechte is ingehouden, omdat tussen haar en A bv geen dienstbetrekking bestaat. Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat tussen X en A bv geen dienstbetrekking bestaat. De inspecteur gaat in hoger beroep en stelt daarbij, in reactie op het incidentele hoger beroep van X, dat sprake is van ROW.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat het voorwaardelijke recht op een prijs geen vergoeding vormt voor de verrichte arbeid. Er bestaat geen dienstbetrekking tussen X en A bv. Daarbij merkt het hof op dat alle deelnemers op basis van dezelfde overeenkomst deelnemen aan het programma en dat dan alleen de prijswinnaars in dienstbetrekking zouden staan tot A bv. Dit acht het hof ongerijmd. Over de stelling dat X ROW heeft genoten merkt het hof op dat de inspecteur tijdens de zitting bij de rechtbank uitdrukkelijk afstand heeft genomen van de mogelijkheid om het voordeel te belasten als ROW. De inspecteur merkte daar namelijk op dat hij, omdat er teveel onduidelijkheid heerste, niet de stelling inneemt dat sprake is van ROW. Verder merkte hij op dat de ontvangen hoofdprijs onbelast is als er geen sprake is van een dienstbetrekking. Het hof verklaart het hoger beroep en het incidentele hoger beroep ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.81
Wet op de loonbelasting 1964 2
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Loonbelasting
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 8 maart