Rechtbank Haarlem oordeelt dat de heer X had moeten beseffen dat door zijn handelswijze op onverantwoorde wijze afbreuk werd gedaan aan de verhaalsmogelijkheden van de ontvanger.

De heer X is tot eind 2004 enig aandeelhouder/bestuurder van A bv. De bv beschikt over een herinvesteringsreserve in verband met in 2002 verkochte onroerende zaken. Eind 2004 verkoopt X de aandelen aan B bv, waarbij deze de rekening courant vordering op X overneemt en X wordt gevrijwaard voor een mogelijke vervreemdersaansprakelijkstelling op grond van art. 40 Inv. 1990. Aan A bv is over 2004 een ambtshalve vpb-aanslag opgelegd, die inmiddels onherroepelijk vaststaat. In geschil is of X in 2010 terecht als vervreemder van de A-aandelen aansprakelijk is gesteld voor de vpb-schuld van A bv over 2004.

Rechtbank Haarlem oordeelt dat X had moeten beseffen dat door zijn handelswijze op onverantwoorde wijze afbreuk werd gedaan aan de verhaalsmogelijkheden van de ontvanger. X is er althans niet in geslaagd te bewijzen dat hij dit niet had moeten beseffen. De aansprakelijkstelling op grond van art. 40 Inv. 1990 is dus terecht, met dien verstande dat de vpb-aanslag over 2004 wel iets te hoog is. Op het moment van de aandelenoverdracht bestonden de bezittingen van A bv in belangrijke mate (30% of meer) uit beleggingen en haar vermogen is anders dan door een normale bedrijfsvoering verminderd. Het maakt niet uit dat X zich destijds liet bijstaan door een NOB-adviseur. Een bestuurder wordt namelijk geacht zich er zelf van te vergewissen dat de bv aan haar verplichtingen jegens de Belastingdienst voldoet en dient daartoe zonodig maatregelen te nemen. X is wel ten onrechte aansprakelijk gesteld voor de invorderingskosten, de heffingsrente en de boete.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Invordering

Instantie: Rechtbank Haarlem

0

Gerelateerde artikelen