De heer X is vanaf 2005 houder van een op diesel rijdende Mercedes-Benz uit 1987. Vanaf 2012 komt X in aanmerking voor de oldtimervrijstelling van de motorrijtuigenbelasting. In geschil is of X in 2014 weer motorrijtuigenbelasting moet betalen. In de bezwaarfase is X niet door de inspecteur gehoord, omdat het bezwaar kennelijk ongegrond zou zijn. Rechtbank Gelderland oordeelt dat X die zich op schending van een aantal algemene beginselen van behoorlijk bestuur had beroepen ten onrechte niet is gehoord. In beroep is het gebrek echter geheeld door de behandeling ter zitting. De schending van de hoorplicht wordt daarom met toepassing van art. 6:22 Awb gepasseerd. De wetgever is met de wetswijziging binnen de hem toekomende ruime beoordelingsvrijheid gebleven (zie HR 3 april 2009, nr. 42.467, V-N 2009/16.6). De keuze van de wetgever om voor dieselauto's geen overgangsregeling (zoals het kwarttarief voor benzine- en LPG-auto's) te treffen, valt hier ook onder, gelet op de toename van het aantal geïmporteerde relatief jonge dieseloldtimers. X stelt vergeefs dat hij als hobbymatige oldtimerrijder wordt benadeeld, nog daargelaten of hij met de gestelde 10.000 km per jaar nog wel als hobbymatig gebruiker is aan te merken. Het beroep van X is ook voor het overige ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 72
Algemene wet bestuursrecht 7:2
Algemene wet bestuursrecht 6:22
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Rechtbank Gelderland