De Nationale ombudsman overweegt dat belastingschuldigen wanneer zij administratief beroep instellen een nieuwe en onafhankelijke beoordeling mogen verwachten van de beslissing die de ontvanger heeft genomen op hun kwijtscheldingsverzoek, waarbij alle van belang zijnde aspecten (opnieuw) worden gewogen. 

Belanghebbende, X bv, vraagt de ontvanger van de Belastingdienst om gedeeltelijke kwijtschelding van haar belastingschulden. Als de ontvanger het verzoek afwijst, stelt X bv administratief beroep in bij de directeur van de Belastingdienst. X bv is het niet eens met de beslissing van de directeur, en de wijze waarop de beslissing tot stand is gekomen, en dient een klacht hierover in bij de Nationale ombudsman.

De Nationale ombudsman overweegt dat belastingschuldigen wanneer zij administratief beroep instellen een nieuwe en onafhankelijke beoordeling mogen verwachten van de beslissing die de ontvanger heeft genomen op hun kwijtscheldingsverzoek, waarbij alle van belang zijnde aspecten (opnieuw) worden gewogen. Met andere woorden: de mogelijkheid van administratief beroep schept verwachtingen. In dit geval zijn deze verwachtingen niet waargemaakt. In de beslissing van de directeur lijkt het erop dat de staking van de onderneming van X bv in 2013 een dragend aspect is, terwijl later is gebleken dat dit niet het geval was. Ook vindt de ombudsman dat de directeur onvoldoende duidelijkheid heeft gegeven over de mogelijkheid van aansprakelijkstelling van derden. De ombudsman verklaart de klacht gegrond en beveelt de directeur aan om de motivering van zijn beslissing aan te vullen.

Wetsartikelen:

Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 7-1

[Nieuwsbron]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Invordering

Instantie: Nationale ombudsman

Editie: 27 februari

102

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen