Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat geen recht bestaat op vrijstelling op grond van de kleine ondernemersregeling, omdat in de huurovereenkomst is gekozen voor met BTW belaste verhuur. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

Maatschap X heeft als doel tegen vergoeding één of meerdere werkkamers van de eigen woning van de maten, een echtpaar, ter beschikking te stellen aan één of meerdere vennootschappen. X sluit een overeenkomst met een besloten vennootschap. Hierin hebben huurder en verhuurder geopteerd voor met BTW belaste huur. In geschil is of X recht heeft op toepassing van de kleineondernemersregeling (KOR).

Hof Arnhem-Leeuwarden (V-N 2022/41.1.4) oordeelt dat de verhuur van onroerende zaken op grond van art. 11 lid 1 aanhef en onderdeel b Wet OB 1968 kan zijn vrijgesteld van de heffing van BTW. Op grond van art. 11 lid 1 onderdeel b 5e Wet OB 1968 is van deze vrijstelling uitgezonderd de verhuur van onroerende zaken aan personen die de onroerende zaak gebruiken voor doeleinden, waarvoor een (nagenoeg) volledig recht op aftrek bestaat, mits de verhuurder en de huurder blijkens de schriftelijke huurovereenkomst daarvoor hebben gekozen. X heeft geen recht op de vrijstelling. De inspecteur heeft de naheffingsaanslag BTW terecht opgelegd. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 11

Instantie: Hoge Raad

Rubriek: Omzetbelasting

Editie: 20 september

Informatiesoort: VN Vandaag

449

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen