De Hoge Raad oordeelt dat de noodzaak tot het instellen van hoger beroep niet uitsluitend aan de handelwijze van X te wijten is geweest. De inspecteur beschikte namelijk zowel in beroep als in hoger beroep over de gegevens die nodig waren om het juiste bedrag aan BPM te berekenen.
In verband met de registratie in het Nederlandse kentekenregister van elf uit een andere lidstaat overgebrachte gebruikte personenauto’s voldoet X bv BPM op aangifte. Naar aanleiding van een onderzoek stelt de inspecteur vast dat X te weinig BPM heeft betaald. Hij legt daarom een BPM-naheffingsaanslag op. Ter zitting van de rechtbank voert X aan dat voor een auto het BPM-tarief van 2012 moet worden toegepast en niet het tarief van 2013. X berekent dat de vermindering uitkomt op € 77. De inspecteur komt uit op € 86. Rechtbank Den Haag volgt de berekening van de inspecteur. In hoger beroep voert X aan dat de vermindering moet worden vastgesteld op € 165. Ter zitting van het hof verklaart de inspecteur dat de naheffingsaanslag € 206 te hoog is. De naheffingsaanslag moet dan nog worden verminderd met € 120. Hof Den Haag volgt de berekening van inspecteur en oordeelt daarbij dat X geen recht heeft op vergoeding van de proceskosten. Volgens het hof is het namelijk uitsluitend aan de handelwijze van X te wijten dat de vermindering pas in hoger beroep wordt toegekend. Hij beschikt over de benodigde gegevens en had deze eerder moeten inbrengen. X is het daar niet mee eens en gaat in cassatie.
De Hoge Raad oordeelt dat de noodzaak tot het instellen van hoger beroep niet uitsluitend aan de handelwijze van X te wijten is geweest. De inspecteur beschikte namelijk zowel in beroep als in hoger beroep over de gegevens die nodig waren om het juiste bedrag aan BPM te berekenen waarmee de naheffingsaanslag moest worden verminderd. Daarbij is onder andere van belang dat de inspecteur in hoger beroep heeft erkend dat in beroep een verkeerde berekening is toegepast en dat de naheffingsaanslag verder had moeten worden verminderd. X heeft dan ook recht op een proceskostenvergoeding. Naast het griffierecht van € 541 kent de Hoge Raad een proceskostenvergoeding van € 5022 toe aan X bv.
Wetsartikelen:
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 10
Algemene wet bestuursrecht 8:75
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hoge Raad
Editie: 27 maart