A-G Ettema is van mening dat op grond van de Wet op de accijns zekerheid wordt geëist van meer partijen dan op grond van de Accijnsrichtlijn is toegestaan en dat de maximering van de zekerheid door Nederland tot € 9 miljoen ten onrechte grote ondernemingen - zoals Shell en BP - bevoordeelt.

X bv is groothandelaar in minerale oliën en heeft een vergunning voor opslag in een accijnsgoederenplaats (AGP). X bv levert de olie rechtstreeks aan afnemers zonder dat zij fysiek door haar AGP gaan. In 2015 moet X bv volgens de inspecteur doorlopend voor € 1.715.000 aan zekerheid stellen. Rechtbank Den Haag stelt de inspecteur in het gelijk. X bv gaat in (sprong)cassatie.

Advocaat-Generaal Ettema is van mening dat op grond van de Wet op de accijns zekerheid wordt geëist van meer partijen dan op grond van de Accijnsrichtlijn is toegestaan. De Accijnsrichtlijn bepaalt namelijk dat lidstaten zekerheid mogen eisen van de erkende entrepothouder of van de geregistreerde afzender. Art. 56 lid 1 Wet op de accijns bepaalt echter dat zowel de AGP-vergunninghouder als de geregistreerde afzender zekerheid moeten stellen. Deze dubbele zekerheid is dus in strijd met de Accijnsrichtlijn. De maximering van de zekerheid door Nederland tot € 9 miljoen brengt voorts mee dat kleine ondernemingen – zoals X bv – in een slechtere positie dan grotere ondernemingen - zoals Shell en BP - komen te verkeren. De A-G concludeert tot gegrondverklaring van het beroep van X bv en geeft de Hoge Raad in overweging de beschikking doorlopende zekerheid te vernietigen.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de accijns 56

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Europees belastingrecht, Accijns en verbruiksbelastingen

Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)

Editie: 5 november

5

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen