Belanghebbende, X bv, is een expediteur. Zij wordt door Y bv ingeschakeld voor het vervoer van kleding van Azië naar Nederland. Op haar beurt sluit X bv overeenkomsten met derden (hierna: de vervoerders) voor het feitelijke vervoer van de kleding. De kosten die X bv ten aanzien van het vervoer in rekening brengt aan Y bv, zijn hoger dan de kosten die de vervoerders aan X bv in rekening hebben gebracht. De vraag is welke kosten op grond van art. 32 lid 1 onder e sub i CDW moeten worden opgeteld bij de transactiewaarde voor de douanerechten: de kosten die X bv aan Y bv in rekening heeft gebracht (inclusief winstopslag) of de kosten die de vervoerders aan X bv hebben berekend.
Advocaat-generaal Van Hilten overweegt dat bij de transactiewaarde als vervoerskosten opgeteld moeten worden de kosten die X bv aan Y bv berekent. Op grond van doel en strekking van genoemde bepaling en gelet op de jurisprudentie van het HvJ meent de A-G dat met de ‘kosten van vervoer' van art. 32 CDW niets anders bedoeld kan zijn dan de kosten van vervoer die op de koper/importeur drukken. De A-G adviseert de Hoge Raad het cassatieberoep van X bv ongegrond te verklaren.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Douane
Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)
Editie: 4 maart