Het Gerecht oordeelt dat er geen rechtvaardiging is om de Belgische havens vrij te stellen van VPB. De verklaring dat de havens van VPB zijn vrijgesteld omdat zij hun winst niet uitkeren maar herinvesteren is geen afdoende rechtvaardiging voor een fiscaal gunstigere behandeling dan die van andere ingezeten vennootschappen.

Naar aanleiding van een onderzoek van de Europese Commissie naar de bijzondere belastingregels die in de lidstaten gelden voor overheidsondernemingen, stelt de EC vast dat de VPB-vrijstelling voor bepaalde Belgische havens staatssteun vormt die onverenigbaar is met de interne markt. De EC legt dit vast in een besluit en roept België daarbij op om de VPB-vrijstelling op te heffen. Havenbedrijf Antwerpen NV en Maatschappij van de Brugse Zeehaven NV stellen hiertegen beroep in.

Het Gerecht oordeelt dat er geen rechtvaardiging is om de Belgische havens vrij te stellen van VPB. Het Gerecht wijst er daarbij op dat het bepalende criterium voor onderwerping aan VPB of rechtspersonenbelasting is dat de betrokken entiteit al dan niet ‘een onderneming exploiteert’ of ‘zich bezighoudt met verrichtingen van winstgevende aard’. De verklaring dat de havens van VPB zijn vrijgesteld omdat zij hun winst niet uitkeren maar herinvesteren is volgens het Gerecht dan geen afdoende rechtvaardiging voor een fiscaal gunstigere behandeling dan die van andere ingezeten vennootschappen. Het Gerecht verwerpt het beroep.

Wetsartikelen:

Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie 107

[Nieuwsbron]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Europees belastingrecht, Vennootschapsbelasting

Instantie: Gerecht van de Europese Unie

Editie: 24 september

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen