Rechtbank Breda oordeelt dat het eigen verkoopcijfer van de gemeente uit 2012 niet kan dienen ter onderbouwing van de WOZ-waarde 2010. Dit verkoopcijfer is namelijk verder van de waardepeildatum verwijderd dan transactiedata van de vergelijkingsobjecten die volgens de heffingsambtenaar buiten beschouwing zouden moeten blijven omdat ze te ver van de waardepeildatum zouden liggen. 

 

X is eigenaar en gebruiker van een bedrijfsruimte in de gemeente Tilburg waarop een bedrijfsbestemming rust. In geschil is de WOZ-waarde 2010 van de onroerende zaak. De gemeente verdedigt een waarde van € 412.000 en wijst ter onderbouwing onder meer op het eigen verkoopcijfer uit 2012.

Rechtbank Breda oordeelt dat het eigen verkoopcijfer uit 2012 niet kan dienen ter onderbouwing van de WOZ-waarde 2010. Dit verkoopcijfer is namelijk verder van de waardepeildatum verwijderd dan de vergelijkingobjecten waarvan de heffingsambtenaar ter zitting heeft aangegeven dat die buiten beschouwing moeten worden gelaten omdat de transactiedata ervan te ver verwijderd zouden zijn van de waardepeildatum. De rechtbank stelt de waarde in goede justitie vast op € 400.000. Tussen de ontvangst van het bezwaarschrift en de rechtbankuitspraak zijn ruim 2,5 jaar verstreken. De rechtbank vermoedt dat de redelijke termijn is overschreden en heropent het onderzoek ter voorbereiding van een nadere uitspraak over de immateriële schadevergoeding en merkt de Minister van Veiligheid en Justitie aan als partij in die procedure. In dit verband neemt de gemeente het standpunt in dat haar geen blaam treft aangezien zij binnen de wettelijke termijn heeft beslist op het bezwaar van X.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet waardering onroerende zaken 17

Algemene wet bestuursrecht 8:73

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Belastingen van lagere overheden

Instantie: Rechtbank Breda

Editie: 9 november

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen