De helft van de aandelen in belanghebbende, X bv, wordt indirect gehouden door enkele Zuid-Hollandse gemeenten. De andere helft wordt, via A nv, gehouden door andere lagere overheden. X bv exploiteert twee afvalwaterzuiveringsinstallaties. Zij zuivert het afvalwater en loost dit vervolgens op het oppervlaktewater. Bij dit proces wordt elektriciteit opgewekt, waarmee gedeeltelijk in de eigen elektriciteitsbehoefte van X bv wordt voorzien. De overige benodigde elektriciteit wordt extern ingekocht. De inspecteur is van mening dat X bv niet is aan te merken als een waterbedrijf en dus belastingplichtig is voor de VPB. X stelt echter dat zij geen nijverheidsbedrijf uitoefent. Hof Den Haag oordeelt dat de activiteiten van X bv niet kwalificeren als nijverheidsbedrijf en dat X bv dan niet belastingplichtig is voor de VPB. Het hof overweegt daarbij dat activiteiten van (in)directe overheidsbedrijven in de VPB worden betrokken voor zover zij een onderneming uitoefenen en daarmee in concurrentie treden met andere ondernemingen. Daarvan is bij X bv geen sprake omdat X bv de opgewekte elektriciteit nagenoeg geheel voor eigen gebruik produceert en slechts 0,6%, om niet terug levert aan het net. Ook is volgens het hof de meetrekregeling van art. 2 lid 7 onderdeel letter e Wet VPB 1969 niet van toepassing. De inspecteur wil in dat kader namelijk toetsen aan art. 12 WEnD, terwijl de WEnD per 13 december 2006 is ingetrokken en er geen nieuwe voorziening is getroffen door de wetgever. Het hof vernietigt de VPB-aanslagen. De staatssecretaris gaat in cassatie.
Advocaat-Generaal Wattel concludeert dat X bv niet belastingplichtig is voor de VPB. X bv oefent met haar eigenlijke activiteit (waterzuivering) op zichzelf geen nijverheidsbedrijf uit, maar is een dienstverlener. X bv kan dan ook niet gelijkgesteld worden met een nijverheidsbedrijf, omdat de enige activiteit op grond waarvan X bv daarmee gelijk kan worden gesteld, de energie-opwekking, geen ‘bedrijf’ oplevert. Die activiteit speelt zich buiten het economische verkeer af. De A-G merkt verder nog op dat niet valt in te zien dat intrekking van de WEnD in de weg staat aan gebruik van diens criteria bij de toepassing van de meetrekregeling. Dat leidt echter niet tot cassatie. X bv wordt namelijk niet gehouden door een ‘rechtspersoon aan wie een distributiebedrijf toebehoort’, nu aan A nv zelf geen distributiebedrijf toebehoort. De A-G adviseert de Hoge Raad om het cassatieberoep ongegrond te verklaren.
Wetsartikelen:
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 2
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Vennootschapsbelasting
Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)
Editie: 15 maart