Belanghebbende, X, exploiteert in firmaverband met zijn broer een akkerbouwbedrijf. In 2000 nemen de boeren het initiatief voor de aanleg van een golfbaan omdat het voor het voortbestaan van het akkerbouwbedrijf noodzakelijk is om aanvullende inkomsten te genereren. In 2004 wordt de golfbaan officieel geopend. Het is een 9-holes golfbaan met een drieling range, overdekte indoorbaan en een clubhuis. Het akkerbouwbedrijf verhuurt 16 van de 54 hectare grond aan de golfvereniging. De boeren onderhouden zelf de baan en zijn leidend in de exploitatie ervan. De resultaten van het akkerbouwbedrijf en de golfbaan zijn in één jaarrekening verwerkt en in toenemende mate winstgevend. De inspecteur merkt de exploitatie van de golfbaan niet aan als een nevenactiviteit binnen het landbouwbedrijf van de firma, maar als een zelfstandige onderneming, waardoor in 2003, een belaste onttrekking van 16 hectare landbouwgrond heeft plaatsgevonden.
Rechtbank Haarlem is van oordeel dat de golfbaan op zichzelf niet als landbouwbedrijf is aan te merken, en ook niet als onderdeel van het bestaande landbouwbedrijf omdat de aard van de activiteiten van de golfbaan (sport en recreatie) anders is dan die van het akkerbouwbedrijf. De verwevenheid tussen beide activiteiten doet er niet toe volgens de rechtbank. De vergelijkingen met kamperen bij de boer en met het stallen van caravans, activiteiten die wel als nevenactiviteit binnen het landbouwbedrijf gelden, gaan volgens de rechtbank niet op. De vaststelling dat er sprake is van een aparte onderneming brengt naar het oordeel van de rechtbank een verplichte overheveling van 16 hectare landbouwgrond naar het privé vermogen met zich mee. Deze onttrekking vindt in 2003 plaats en niet in 2002. In 2002 ondergaan de landbouwgronden nog geen bewerking ter voorbereiding op toekomstige activiteiten zodat zij nog dienstbaar zijn aan het landbouwbedrijf. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur de winst terecht en tot de juiste bedragen in de belastingheffing heeft begrepen.