Aan belanghebbende (X) wordt een IB-aanslag over het jaar 2005 opgelegd met een boete van € 283.062 (50%). Zijn gemachtigde (A) maakt bezwaar tegen de aanslag. De inspecteur vermindert de aanslag en de boete. A gaat vervolgens in beroep. De inspecteur geeft in zijn verweerschrift aan dat hij er geen bezwaar tegen heeft als de mondelinge behandeling achterwege blijft. Rechtbank Haarlem verzoekt A vervolgens om ook toestemming te geven om af te zien van de mondelinge behandeling. A stemt hiermee in. De rechtbank verklaart vervolgens belanghebbendes beroep gegrond en vermindert de aanslag en de boete. Uit de uitspraak blijkt verder dat de inspecteur ter zitting aanwezig was en dat belanghebbende, met bericht van verhindering, afwezig was.
Hof Amsterdam oordeelt dat de rechtbank in strijd met fundamentele beginselen van een behoorlijk procesrecht heeft gehandeld door in de gegeven omstandigheden de zitting door te laten gaan zonder dat belanghebbende en/of zijn gemachtigde daarbij aanwezig waren en vervolgens uitspraak te doen. Volgens het hof heeft de rechtbank in het bijzonder het beginsel van hoor en wederhoor geschonden. Het hof acht dit in deze zaak met name van belang omdat het niet alleen ging om een geschil van zuiver rechtskundige aard, maar ook om een zeer aanzienlijke boete. Het hof vernietigt de uitspraak van de rechtbank en wijst de zaak terug naar de rechtbank.