De Staatssecretarissen van Financiën hebben de Tweede Kamer een brief gestuurd met hun uitleg van de gang van zaken met betrekking tot de aangifte wegens gepleegd ambtsmisdrijf in de kinderopvangtoeslagaffaire.

Het Kamerlid Omtzigt heeft hierover diverse vragen gesteld.

De aangifte namens de toenmalige Staatssecretarissen van Financiën vloeide voort uit de conclusie van de second opinion dat naar objectieve maatstaven een redelijk vermoeden bestond dat er strafbare feiten waren begaan. Het advies dat er op grond van artikel 162 Wetboek van Strafvordering een aangifteplicht gold wat betreft de misdrijven knevelarij en beroepsmatige discriminatie, hebben de toenmalige Staatssecretarissen van Financiën opgevolgd.

De conclusie in de second opinion dat mogelijk sprake was van strafbare feiten was niet gebaseerd op een vaststelling dat de betreffende misdrijven zijn gepleegd of op grond van zekerheid wat betreft het bestaan van een redelijk vermoeden van schuld ter zake van die misdrijven. Ook is in de second opinion buiten beschouwing gelaten of aan individuele betrokken ambtenaren strafrechtelijke immuniteit toekomt. Deze beoordeling is exclusief aan het Openbaar Ministerie voorbehouden. Tegen die achtergrond en met het oog op een zorgvuldige beoordeling door het Openbaar Ministerie is de aangifte namens de toenmalige staatssecretarissen gedaan. Deze aangifte is door het Openbaar Ministerie geseponeerd. Dit strookt met de eerdergenoemde aanvankelijke conclusie dat er geen aanwijzingen waren die wezen op verdenkingen van ambtsmisdrijven. Hof Den Haag heeft in de beklagprocedure geoordeeld dat er onvoldoende aanknopingspunten waren voor een succesvolle vervolging.

Hof Den Haag overweegt in zijn uitspraak onder verwijzing naar vaste jurisprudentie dat het handelen van de Staat moet worden geacht te strekken tot de behartiging van het algemeen belang en dat de strafrechtelijke vervolging van de Staat voor zijn handelen niet strookt met het stelsel van politieke controle en ministeriële verantwoordelijkheid. Het hof stelt vervolgens dat het handelen van de betrokken ambtenaren in deze zaak moet worden toegerekend aan de Staat nu er geen aanwijzingen zijn dat zij hebben gehandeld voor eigen gewin of belang en zij meenden – en ook mochten menen – te handelen in het algemeen belang. Het hof staat erbij stil dat het politieke klimaat destijds was gericht op fraudebestrijding en de daarop gebaseerde harde aanpak van de Belastingdienst door de bestuursrechter ‘werd gedekt’.

[Nieuwsbron] [Nieuwsbron] [Nieuwsbron] [Nieuwsbron]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Toeslagen en zorgverzekeringswet, Strafrecht

Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën

31

Gerelateerde artikelen