De heer X is (middellijk) enig bestuurder van A bv. In 2006 verkoopt A bv samen met een gelieerde bv een perceel bouwgrond voor € 8.000.000 (excl. btw). In de leveringsakte staat vermeld dat 19% btw ad € 1.520.000 is verschuldigd, doch A bv geeft dit pas in 2009 door middel van een suppletieaangifte aan. In 2007 heeft A bv circa € 1.500.000 aan dividend uitgekeerd, waarvan X € 525.000 heeft ontvangen. De ontvanger stelt dat X zich aldus heeft verrijkt ten koste van A bv. In geschil is of X terecht aansprakelijk is gesteld voor de onbetaald gebleven naheffingsaanslag ad € 1.759.398 (incl. € 171.345 heffingsrente).
Rechtbank Haarlem oordeelt dat de ontvanger niet aannemelijk maakt dat sprake is van kennelijk onbehoorlijk bestuur door X. De enkele stelling dat A bv de verschuldigde omzetbelasting bewust niet op aangifte heeft voldaan teneinde de dividenduitkering in 2007 mogelijk te maken, is daartoe niet voldoende. Rekenkundig klopt de stelling van de ontvanger ook niet, omdat aan A bv slechts een deel van de opbrengst toekwam. Het feit dat A bv de btw per abuis in 2006 niet heeft afgedragen, houdt voorts niet reeds in dat A bv een gebrekkige administratie heeft gevoerd. Het beroep van X is gegrond.