De Hoge Raad oordeelt dat het hof terecht heeft bepaald dat X bv (ook) na 31 december 2016 eigenrisicodrager WGA vast en WGA flex is. De garantieverklaring is namelijk alleen maar door een omissie van de verzekeraar te laat ingeleverd. X nv heeft deze omissie, zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk was, hersteld.

Belanghebbende, X bv, behoort tot de G-groep. Sinds 2013 is X bv eigenrisicodrager voor de WGA. In verband met de wetswijziging per 1 januari 2017, wijst de inspecteur er op dat X bv tijdig een nieuwe garantieverklaring moet verstrekken. F, de verzekeringsmaatschappij van de G-groep, verstrekt tijdig de garantieverklaring voor elf entiteiten van de G-groep, alleen voor de twaalfde entiteit, X bv, wordt abusievelijk niet tijdig een garantieverklaring verstrekt. Omdat hij niet tijdig (uiterlijk 31 december 2016) een garantieverklaring ontvangt, beëindigt de inspecteur op 3 februari 2017 het eigenrisicodragerschap van X bv. F maakt vervolgens op 13 februari 2017 de nieuwe garantieverklaring voor X bv op, die de inspecteur op 17 februari 2017 ontvangt. Hof Den Haag oordeelt dat de inspecteur ten onrechte het eigen risicodragerschap van X bv per 1 januari 2017 heeft beëindigd. De staatssecretaris gaat in cassatie.

De Hoge Raad oordeelt dat het hof terecht heeft bepaald dat X bv (ook) na 31 december 2016 eigenrisicodrager WGA vast en WGA flex is. De Hoge Raad verwijst daarbij onder andere naar de wetsgeschiedenis van art. 122e Wfsv. Daaruit blijkt onder andere dat het de verwachting van de wetgever was dat een eigenrisicodrager voor WGA vast geen nieuwe keuze zou maken en eigenrisicodrager zou worden voor het gehele risico van WGA vast en WGA flex, en dat daarvoor alleen maar een schriftelijke garantieverklaring bij de inspecteur moest worden ingeleverd. Verder wijst de Hoge Raad er op dat art. 122e lid 1 Wfsv in de kern een voorschrift van vooral administratieve aard is en dat de uitvoeringspraktijk daar ook naar handelde. Nu door een omissie van de verzekeraar de garantstelling niet tijdig bij de inspecteur is ingediend en X bv zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk was deze omissie heeft hersteld, is er geen plaats voor de verstrekkende gevolgen die zijn verbonden aan de beëindiging van het eigenrisicodragerschap. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie van de staatssecretaris ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet financiering sociale verzekeringen 122e

Wet financiering sociale verzekeringen 40

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Premieheffing, Sociale zekerheid algemeen

Instantie: Hoge Raad

Editie: 30 maart

Carrousel: Carrousel

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen