De ontvanger vaardigt in februari 2017 dwangbevelen uit met betrekking tot door X niet voldane naheffingsaanslagen LB/Zvw. Tussen partijen staat vast dat de verjaringstermijn van vijf jaar van art. 4:104 Awb is ingegaan op 27 mei 2010. Deze termijn liep af op 27 mei 2015. X stelt dat het recht van de ontvanger tot dwanginvordering van de naheffingsaanslagen verjaard is. De ontvanger is echter van mening dat de verjaring tijdig is gestuit omdat hij op 16 december 2014 ten aanzien van alle naheffingsaanslagen aanmaningen heeft verstuurd.
Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden heeft de ontvanger met vier rapporten van Centrale administratieve processen van de Belastingdienst voldoende onderbouwd dat de aanmaningen ter post zijn bezorgd. Dit rechtvaardigt het vermoeden van ontvangst of aanbieding van de aanmaningen op het op de aanmaningen vermelde adres van X. X heeft dit niet, althans niet voldoende onderbouwd, weersproken. Dat de kenmerken van de dwangbevelen niet corresponderen met die van de aanmaningen betekent niet dat de aanmaningen niet op het adres van X zouden zijn ontvangen of aangeboden. Het recht van de ontvanger tot dwanginvordering van de aan X opgelegde naheffingsaanslagen is niet verjaard. Het hoger beroep van de ontvanger is gegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 4:104