Rechtbank Haarlem oordeelt dat er geen sprake is van een ongelijke behandeling van gelijke gevallen.

Belanghebbende (X GmbH) houdt de aandelen in twee Nederlandse bv's. Ze houdt ook de aandelen in twee Duitse vennootschappen. Via deze Duitse vennootschappen houdt ze de aandelen in een Nederlandse vennootschap. Op 27 september 2007 verzoekt belanghebbende om met haar Nederlandse (klein)dochtervennootschappen in een fiscale eenheid te worden opgenomen. De inspecteur willigt het verzoek niet in. Rechtbank Haarlem oordeelt dat er geen sprake is van een ongelijke behandeling van gelijke gevallen. Volgens de rechtbank is het naar Nederlands recht namelijk een wezensvoorwaarde voor het kunnen vormen van een fiscale eenheid dat de moedermaatschappij hetzij binnenlands, hetzij buitenlands belastingplichtig is voor de Vpb om haar en de met haar gevoegde maatschappijen in de belastingheffing te kunnen betrekken. Het is naar Nederlands recht niet mogelijk een moedervennootschap te voegen met een kleindochtervennootschap zonder dat de tussenliggende dochtervennootschap in die fiscale eenheid wordt oogenomen. De rechtbank verklaart het beroep van belanghebbende ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Vennootschapsbelasting

Instantie: Rechtbank Haarlem

2

Gerelateerde artikelen