Op het verzoek van X om uitstel van betaling van de door hem verschuldigde IB, wordt uitstel verleend tot 19 juni 2013. In 2009 meldt de ontvanger dat geen invorderingsrente is verschuldigd tot het moment waarop het recht op uitstel vervalt. Begin 2017 bevestigt de ontvanger dat tot 19 juni 2013 uitstel is verleend. Hierbij wordt wel opgemerkt dat bij betaling na afloop van de enige of laatste betalingstermijn van de aanslag rente is verschuldigd. Op 7 juli 2017 deelt de ontvanger aan X mee dat het uitstel is vervallen. X betaalt de aanslag op 27 juli 2017. Vervolgens brengt de ontvanger € 16.429 aan invorderingsrente in rekening.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de ontvanger ten onrechte invorderingsrente in rekening heeft gebracht. Volgens de rechtbank is X niet op de hoogte gesteld van het vervallen van het uitstel. Nu het verzoek om uitstel van betaling schriftelijk is ingediend, had de ontvanger X van het vervallen van het uitstel, conform de beleidsregels van de Belastingdienst, schriftelijk, onder opgaaf van redenen, op de hoogte moeten stellen. De ontvanger heeft dan ook ten onrechte over de periode 13 juni 2013 - 26 juli 2017 invorderingsrente in rekening gebracht. De rechtbank vernietigt de beschikking invorderingsrente.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.58
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Invordering
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 8 juli