Hof 's-Hertogenbosch oordeelt in hoger beroep dat de wetgever – mede gelet op het jaarlijks voor de VAMIL en MIA ter beschikking te stellen budget – bewust heeft gekozen voor de driemaandstermijn.

De heer X drijft een eenmanszaak en koopt op 23 februari 2013 een Toyota Prius Plug-in-Hybrid. Op 4 april 2014 wordt de investering schriftelijk gemeld bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Na de mededeling van de RVO dat dit alleen digitaal kan, is de investering nogmaals gemeld via het elektronische loket. X ontvangt vervolgens een ontvangstbevestiging waarin staat dat de investering niet tijdig is gemeld. In geschil is of X in het kader van zijn IB-aanslag over 2013 toch terecht toepassing van de Milieu Investeringsaftrek (MIA) en Willekeurige afschrijving voor milieu-investeringen (VAMIL) claimt. Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant had de melding binnen drie maanden na het aangaan van de verplichting binnen moeten zijn, dus uiterlijk op 23 mei 2013. Zowel de schriftelijke als de digitale melding zijn daarom te laat. X gaat in hoger beroep.

Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de wetgever – mede gelet op het jaarlijks voor de VAMIL en MIA ter beschikking te stellen budget – bewust heeft gekozen voor de driemaandstermijn. De inspecteur heeft dus geen beleidsvrijheid om deze termijn buiten toepassing te laten. Het maakt niet uit dat X te goeder trouw is en dat de investering abusievelijk niet binnen de daarvoor gestelde termijn is gemeld. Het beroep van X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.42a

Wet inkomstenbelasting 2001 3.36

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hof 's-Hertogenbosch

Editie: 18 december

23

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen