Belanghebbende, X bv, verzoekt de inspecteur op 19 juni 2014 om een nadere voorlopige aanslag VPB 2013 op te leggen naar een belastbaar bedrag van € 45.855.000, nadat eerder een voorlopige aanslag was opgelegd naar een belastbaar bedrag van € 40.000.000. De inspecteur informeert haar op 28 juni 2014 via een elektronisch bericht dat de aanslag is opgelegd naar het gevraagde belastbaar bedrag. De aanslag krijgt uiteindelijk als dagtekening 5 juli 2014. De inspecteur brengt € 15.509 aan belastingrente in rekening, berekend over de periode 1 juli 2014 tot en met 16 augustus 2014 (art. 30f AWR). X bv stelt dat zij geen belastingrente had hoeven te betalen als de inspecteur de aanslag een dagtekening van 30 juni 2014 had gegeven. Op grond van de beginselen van behoorlijk bestuur moet de inspecteur de belastingrente kwijtschelden, aldus X.
De Hoge Raad oordeelt dat de inspecteur niet verplicht is om voorlopige aanslagen eerder te dagtekenen, om daarmee belastingrente voor belastingplichtigen te voorkomen of beperken. In dit geval was X bv geen belastingrente verschuldigd geweest als de aanslag was gedagtekend voor 1 juli 2014. De inspecteur heeft de voorlopige aanslag, die op 28 juni 2014 is vastgesteld, gedagtekend op 5 juli 2014. De rechtbank vond dit voldoende voortvarend en heeft bovendien opgemerkt dat X bv belastingrente had kunnen voorkomen als zij het verzoek om een nadere voorlopige aanslag had ingediend voor 1 mei 2014. Met de rechtbank is de Hoge Raad van oordeel dat de inspecteur onder deze omstandigheden de belastingrente niet hoefde te beperken of kwijt te schelden. De beginselen van behoorlijk bestuur dwingen hier niet toe. De Belastingdienst hoeft zijn handelwijze om aanslagen een dagtekening mee te geven die ligt enige dagen na de datum van verzenden, niet aan te passen.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 30f